De herder en de wolf

Op de grote stille heide,

liep een herder met zijn hond

en zij pasten op de kudde

schapen, wollig wit en rond.

 

Langs de rand van paarse weelde,

lag een donker dennenbos,

waar een jager zachtjes rondloop,

met zijn pootjes op het mos.

 

Toen de maan hoog in de lucht stond,

kroop de herder in zijn hut,

legde daar zijn hoofd te rusten,

door het werken uitgeput.

 

Het hondje lag gespitst met oren

luisterend naar elk geluid,

tot de kudde ginds op hol sloeg

en hij blafte daardoor luid.

 

De herder pakte zijn lantaarn,

holde toen met grote spoed

op de hei vond hij twee schapen

aangevreten en vol bloed.

 

'Het zal die rot wolf wel weer wezen,'

riep de herder vol verdriet.

'Als ik hem hier weer zie lopen,

weet ik zeker dat ik schiet.'

 

'Foei, meneer,' zei stadse Willie,

die kwam kijken voor de krant.

'De wolf is een beschermde diersoort.

En hij hoort hier in het land.'

 

'Maar mijn schapen die al jaren

zorgen voor natuurbehoud,

worden door de wolf verslonden,

beste man, dat is toch fout!'

 

Als zovelen schapenboeren

moet hij leven met de angst,

voor de wolven die 's nachts loeren

op een vette schapen vangst.